Zacht gleden haar oevers door m’n handen,
de zand overgoten duinen, schouderbladen van een prachtig strand,
de porseleinen heuvels, tot mij spraken ze
in hun kwetsbare eerlijkheid,
schreven mij wonderlijke beelden
Het was die felle vlam, verscholen in de groeven van haar rode lippen,
die mij als een sissende dolk stak,
de herkenning in de oceanen van haar ogen,
waardoor ik mij liet ontvoeren
Meedeinend op het ritme,
zij, mijn dirigent,
mijn ster in deze eerste nacht vol violen
En vol vervoering zongen de kruiken, dronken de lieden,
want daar lag ze,
over de randen van mijn werkelijkheid,
met haar warme dijen kronkelend rond mij,
haar hymne mijn zegel geheel verscheurend
Heerlijk
____________________________
2014