De ruggen tegen de muur,
de handen strak vastgebonden,
met verstilde stembanden,
ons zicht verblind
Als vrienden en familie
stonden we angstvallig naast elkaar,
versteend in onmacht,
bevroren door ongeloof
Waarom waren we hier?
Wat hadden we misdaan?
We begrepen het niet,
maar voelden de klappen,
dronken de koude modder
die al onze warmte verdrong
Wegkwijnend
als tragische lotgenoten,
als kaartenhuisjes inééngezakt,
als achtergrondruis zonder naam,
als nummers op een te lange lijst
____________________________
2016